Arnoldus Geesteranus (1593-1658) - brief aan Lysbet Philips de Bisschop (9 mei 1625)
ARNOLDUS GEESTERANUS Aan LYSBET PHILIPS de BISSCHOP
Weerde ende hertelijke beminde in Christo:
De inwendiglijkheid my heeft bedroeft en 't gemoed ontstelt de droevige tijdinge over het afsterven van uwen man / onzen vriend en beter noodhelper / weet de Heere: dan om jegenwoordig by U E. die van uw hoofd en troost berooft zijnde genoegsame smerte daar van voelt / niet te klagen / dient deze nu alleen om een troostelik woord na onze goede kennisse toe te spreken: hoewel ik wete uwe zinnen om uwe treurigheid te matigen wel geoeffent te zijn / en niet en twijfele van anderen / die sterker zijn dan ik om eenen in zulken geval op te rigten / U E. versterkt te zijn. Niemand zal of kan loochenen U E. geen groote oorzaak van weenen en klagen overgelaten te zijn / onze menschelike natuur en gewoonte brengen dat mede / laaten 't ook toe; maar onverduldig te zijn of beswijken an laat de rede of kennis des H. Evangeliums niet toe; de rede niet / als die tastelik overtuigt niemand