Pieter Corneliszn Maas (1766-1850) - brief aan zijn zoon Adriaan Jan Cornelis MG (1805-1871) dd 9 april 1850
Pieter Corneliszn Maas (1766-1850) werd op 9 december 1766 geboren als oudste zoon van Cornelis Maas en Willemina van der Putten.
Deze brief schreef hij aan zijn derde zoon Adriaan Jan Cornelis MG (1805-1871) op 9 april 1850.
De WelEd Geb Gestr Heer
den Heere Mr. A.J.C. Maas van Zuid Scharwoude
Alkmaar
Ruit 9 April 1850
Aat,
Met een zeer groot gevoel van blijdschap en dankzegging heb ik de doos met kievits eijeren ontfangen. Ik had nog geen eenen kievit laat staan eijeren gezien. Die vogels hebben dit jaar geen lust gehad in onze drasse landen en zijn er naar mijn berigten thans nog zeer enkele. Ik zie met genoegen uw aller welstand. Op de Ruit is dat niet zo algemeen. Ik sukkel lang aan een nerveuse affectie die mij zeer lastig is, en onrustige nagten. met onplaisirige dagen geeft die ik met al dat kwade weder in huis heb moeten door- brengen. De ontluikende tijd hoop ik dat mij zal toelaten er uit te komen, dat is te wandelen, want ik laat mij nu toeren, en dat doet mij genoegen bij gebrek van andere beweging. Bij de familie in de stad is alles wel. Het jongste kind van Natje heeft een zeer gevaarlijke omstandigheid gehad, namelijk een Stik Zinken(?), dat doorgaans er op of er onder is. Zij is er gelukkig afgekomen, maar nog onder behandeling. Zodra gij geëtablisseerd zijt op Uitenbosch kom ik u opzoeken. Ik zal mij dissipaties zien te geven, ik geloof dat ik die nodig heb. Adieu groet Cateau, en ontfang de verzekering dat ik steeds ben
Uw Lh vader
P Maas Cz